Het gebruik van bandenwarmers:
De MICHELIN Power Slick², MICHELIN Power Cup, MICHELIN Power Cup², MICHELIN Power Evo en MICHELIN Power GP zijn ontworpen om snel de gewenste gebruikscondities te bereiken. Het gebruik van bandenwarmers is niet noodzakelijk.
Als een bandenwarmer wordt gebruikt, moet de bandenspanning bij omgevingstemperatuur voorafgaand aan de eerste rit hetzelfde zijn als zonder bandenwarmer.
Door bandenwarmers te gebruiken, kan de gewenste rijspanning sneller worden bereikt. In geen geval bieden de bandenwarmers de mogelijkheid om met een lagere bandenspanning te starten. De bandenwarmers dienen namelijk vooral om de optimale rijspanning sneller te bereiken om warming-up tijd te besparen aan het begin van de rit.
De bandenwarmers moeten worden gebruikt met een temperatuur tussen 70°C (op koude ondergrond) en 90°C (op warme ondergrond) gedurende minimaal 1 uur voorafgaand aan de eerste rit.
Bij een koude omgevingstemperatuur moeten de bandenwarmers niet te warm worden afgesteld. Hoe kouder de atmosfeer, hoe lager de temperatuur van de bandenwarmer; om te voorkomen dat de banden tijdens het inrijden afkoelen. Een band die tijdens het rijden afkoelt, kan de motorrijder een onjuiste indruk geven van de beschikbare prestatieniveaus.
Als bandenwarmers worden gebruikt op de MICHELIN Power Rain, dan moeten ze worden afgesteld op een temperatuur tussen 30°C (op koude ondergrond) en 50°C (op warme ondergrond).
Deze adviezen voor de bandenspanning zijn gericht op circuitgebruik. Voor rijden op de weg moet de aanbevolen bandenspanning van de fabrikant in acht worden genomen. Bij circuitbanden die goedgekeurd zijn voor de openbare weg, of bij wegbanden die af en toe op een circuit worden gebruikt, moeten de banden na het circuitgebruik weer op de juiste spanning voor weggebruik worden gebracht.